Na 26 jaar slaap zijn de Battletoads terug

Review
Tom Kauwenberg op 26 september 2020
Na 26 jaar slaap zijn de Battletoads terug

Doet vergane glorie eer aan

Ze hebben een schoonheidsslaapje van slechts 26 jaar achter de rug, maar de legendarische Battletoads zijn terug. Onder het mom van fan service heist Dlala Studios (bijgestaan door voorvader-studio Rare en Xbox Game Studios) de drie padden in een nieuw jasje, om ze op een gloednieuw avontuur te sturen. Dat is zonder meer een mooi gebaar richting de oude rotten onder ons, maar in hoeverre kunnen de inmiddels stoffige Battletoads nog met hun tijd mee, zo anno 2020?

Laten we wel wezen: de hoogtijdagen van arcade-esque beat ‘em ups liggen vandaag de dag ver achter ons. Grote games draaien niet meer om felle actiehelden en voortdurende ‘poef-paf-kra-POW’ combo’s — die hebben moeten ruimen voor dun gespreid actie-avontuur in grimmige open werelden. En nee: dat is nu niet bepaald het klimaat waar kleurrijke actie-padden met namen als Rash, Zitz en Pimple zich welkom zouden voelen.

Zelfverzekerd en zelfbewust

Des te verfrissender ook dat deze terugkeer van de Battletoads gepaard gaat met een dosis zelfbewuste humor. Waar Dlala en Rare de mogelijkheid hadden om de drie iconen ‘volwassen’ op te laten groeien met testosterongehaltes à la Gears of War, is het tegenovergestelde werkelijkheid geworden. 

Dit vernieuwde Battletoads is hoofdzakelijk opgebouwd als een speelbare, tweedimensionale cartoon, met alle kinderlijke over-the-top uitbundigheid van dien. Een barrage aan neonkleuren, dik lijnwerk, volstrekt onlogische monsters om in elkaar te rammen en meer dan genoeg banale one-liners om het af te maken; je voelt je echt weer even twaalf. 

Battletoads heeft daarmee in het overkomen iets kinderlijks, maar kinderachtig wordt het niet. Dlala en Rare bewandelen een nauw koord richting de glorie van weleer. Ja, deze padden zijn gruwelijk out of time, maar dat wéten ze. De humor achter het cartooneske narratief voelt gecureerd, vlot en is vrijwel altijd voorzien van een zelfbewuste, vaak iets volwassenere knipoog. 

Dat maakt het verhalende gedeelte nog niet direct de nieuwe Adventure Time, Regular Show of (shit, wat ben ik basic) Rick & Morty, maar het is ook nergens echt cringe-waardig. En dat is knap — al helemaal voor een stel actiefiguren die hun beste momenten beleefden op een cartridge van 187 kilobyte. 

Ouderwets, cartoony kont trappen

Maar goed, tekenstijl en one-liners daargelaten: de Battletoads slaan en schoppen ook anno 2020 aardig wat monster- en alienkont. Geheel in het ouderwetse stramien betreft het hier een sidescrolling beat ‘em up, waarbij tot en met drie spelers gelijktijdig in het rond mogen stampen. En ja, dat wordt vrijwel altijd een felgekleurd prutje, maar des te bevredigender is het om drie-vier vijanden gelijktijdig uit hun bestaan te meppen met gewelddadige slapstick.

Elk van de padden beschikt over een soortgelijk arsenaal aan standaard klappen, zogenaamde launchers en zwaardere transformatie-aanvallen, met voor elk nét een andere flair. Combineer strak animatiewerk met wat Tom & Jerry-achtige taferelen en het geheel knokt al lekker weg.

Zo maar op wat knoppen rammen levert je dan al een aardige combo op, maar de truc zit hem in variatie gebruiken, aanvalspatronen doorbreken en optioneel vijanden naar je toe ‘likken’ of ze snel vastplakken met je spuug. Volwassen is anders, maar de klappen voelen snappy genoeg om gedurende je combo’s vermakelijk te blijven. 

Echt diepgaand zijn de knokpartijen daarmee alsnog niet te noemen, maar de moeilijkheid en chaos van weleer kán gewaarborgd blijven, mocht je precies die nostalgie willen voelen.

Screenshot van een pre-gevechtsbeeld tussen de Battletoads en de vijandige Porkchop.

Stoffig spelritme

Het zijn echter ook die potjes pure chaos waar Battletoads enigszins uiteenvalt. Wanneer je drie bloedirritante aliens in één klap de verdoemenis in dunkt; dat is heerlijk. Maar doe je dat voor de vijftiende keer in het laatste halfuur? Ja, dan gaat die magie uiteindelijk wel verloren. Er zijn immers ook maar zoveel padden, met zoveel verschillende aanvallen. 

De keer op keer herhalende vechtmomenten blijken daarmee vooral bij te dragen aan de nostalgiefactor, maar van verdieping daarin is nauwelijks sprake. De combo’s die je in level één scoort, zijn dezelfde die je richting het einde probeert te herhalen. 

De koddige cutscenes en bizarre minigames vormen geinige uitstapjes op dat gevecht-wandel-gevecht-ritme, maar Battletoads keert uiteindelijk altijd terug naar grofweg diezelfde repetitie. 

In die zin zijn Dlala en Rare met vlag en wimpel geslaagd in dat ouderwetse arcade-gevoel nabootsen. Anno 1991 was precies dit juist het selling point; continu klappen uitdelen. Daarmee wordt echter ook des te schrijnender waarom dit kaliber spellen uiteindelijk ingehaald is door grotere verhalen en werelden met meer variatie. 

Battletoads is bij vlagen zo kleurrijk en chaotisch als een stevige LSD-trip, maar het is er dan weer niet zo eentje die je enorm veel wijzer maakt over het universum of jezelf. Het zijn kleuren om de kleuren en klappen om de klappen; veel meer hoef je er niet achter te zoeken.

Een achtbaanrit vol chaotische nostalgie

Maakt dat Battletoads een slecht spel? Absoluut niet. Qua gevoel voor stijl, animatiewerk en humor ligt hier nog steeds een ontzettend leuk avontuurtje voor de boeg, met genoeg vermaak voor een avond of drie. Het is echter wel een avontuur dat bij vlagen wat meer variatie zou kunnen gebruiken.

Die variatie kun je zelf opzoeken door het jezelf ultiem lastig te maken qua moeilijkheidsgraad, maar waarschijnlijk ben je beter af om erdoorheen te poweren met één of twee strijdkameraden. Dat resulteert uiteraard in nóg meer chaos, maar des te gezelliger het geheel wordt. De implementatie van nette drop-in/drop-out co-op is daarbij een zegen, al is die dan weer niet online te vinden — hoogstwaarschijnlijk ook omwille de nostalgie.